Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 55a
1
In afwijking van artikel 53, eerste lid, kan de Sociale verzekeringsbank, op verzoek van de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, of de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:
a
redelijkerwijs te voorzien is dat de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, respectievelijk de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;
b
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;
c
de vordering van de Sociale verzekeringsbank wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;
d
een naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;
e
aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en
f
uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.
2
Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, respectievelijk de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 37 de uitkering wordt uitbetaald, van de verplichting, bedoeld in artikel 35, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 39 is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.
3
Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
a
niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;
b
de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, respectievelijk de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 37 de uitkering wordt uitbetaald zijn schuld aan het de Sociale verzekeringsbank niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of
c
onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
4
Bij ministeriƫle regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •